Blog Manjaboom door Ram Soekhlal

De manjaboom

De Arc de Triomphe is het symbool van Parijs net als de Ramblas dat is voor Barcelona. Dit geldt niet alleen voor steden, maar ook voor percelen en tuinen. Zeker op Kwatta, grenzend aan Paramaribo. Dat kan een jhandi (bamboestok met een vlaggetje, meestal rood ter ere van God Hanoeman) zijn of een bepaalde architectuur van een huis. Bij onze familie Soekhlal is dit de manjaboom chinhá (aandenken).

Ashok, mijn jongere broer, stuurde een foto van het achtererf van ons ouderlijk huis op Kwatta. Het erf, onze achtertuin, zag er weer prachtig uit. Maar het was leeg. Er ontbrak iets. Een leegte! Ik had niet direct in de gaten wat ik miste. Tussen al deze bomen stond altijd de supumanja ke pér (een manja soort). Een majestueuze oude boom die het achtererf een verterende schoonheid gaf. Hij schreef: “De manjaboom is er niet meer”. Ik vroeg aan hem: “Het roodborstje? “Want het kwam bij mij niet op, dat de manjaboom er niet meer zou zijn. Hij zei: ”Nee de supumanja”. Bij dit nieuws, dat juist díe boom is ontworteld, werd ik overmand door een abrupte onthechting van mijn geboortegrond, een meedogenloze amputatie van mijn jeugdherinneringen. De stille getuige van een lange geschiedenis van mijn familie is er niet meer. Het nieuws schokte niet alleen mij. Mijn broer Henny belde mij op en vroeg: “Heb je het gehoord? ”Net alsof een dierbare ons is komen te ontvallen. De pijn en het verlies was tastbaar bij hem.

Ik kende de manjaboom al van heel lang toen ik nog klein was. De boom moet dan ook heel oud zijn geweest en heeft de tand des tijds helaas niet kunnen overleven. Aan die boom kleven zoveel mooie herinneringen van vier generaties van de familie Soekhlal. De statige boom heeft mijn jonge ouders zich zien opwerken van een arm landbouwers echtpaar naar een welvarend middenstandsgezin, hun kroost zien opgroeien en de kleinkinderen zien rondscharrelen om een zoete manja te kunnen plukken.

Rond de middag als het erg heet was, zaten wij samen met onze tantes en neefjes gezellig in de schaduw allerlei spelletjes te doen. Later lagen onze koeien onder de weelderige takken hun voedsel te herkauwen. Dat de koeien daar lagen te herkauwen, had ook een nadelig effect. Want als een overheerlijke manja op de grond viel, waren zij als de kippen erbij om die manja in één van hun magen te doen verdwijnen en hadden wij het nakijken.

De kleinkinderen van mijn ouders kwamen vaak logeren en konden de verleiding van de manja’s niet weerstaan. Stiekem pakten zij zout uit de keuken en een Herdermes om het laaghangende fruit te plukken, te schillen en met zout gezellig op te eten. De jeugdherinneringen delen ze nog met elkaar. Na het eten van de gezouten manja gingen ze op een lange laaghangende tak schommelen. En ook onze kinderen, neven en nichtjes in Nederland hebben  hier jarenlang van genoten. En als wij met vakantie in Suriname waren, was die boom er gewoon. 

Zo zijn er talrijke mooie anekdotes te vertellen over die stille getuigen die zwijgzaam onze historie heeft geobserveerd, zonder ooit een waardeoordeel te vellen. Die manjaboom zorgde voor continuïteit van het levensverhaal, voor dat thuisgevoel na een vermoeiende reis waar dan ook vandaan. 

Mijn broer Henny drukte het gevoel zuiver uit: “Ab Kwatta ná rahi gail!”  (Nu is Kwatta zoals het was er niet meer). En om te eindigen met de woorden van Ashok: “Die cinhá is er niet meer”.

Ram Soekhlal

Geschreven door:

Ram Soekhlal

Bestuurslid - Vertegenwoordigt het hindoeïsme binnen het bestuur. Ram heeft in Suriname 7 jaar in het onderwijs gewerkt en 2 jaar in Nederland. Daarna overgestapt naar het welzijnswerk voor Surinamers in Rotterdam. Na 25 jaar vervroegd met pensioen gegaan. 20 jaar politiek actief in het Rotterdams bestuur. Betrokken bij de belangenbehartiging van ouderen en andere kwetsbare groepen; bij zorgorganisatie Laurens, Vereniging Gehandicapten Organisaties Rotterdam en het vermogensfonds ’t Vlot. Oprichter van Ontmoetingsproject Upkár voor ouderen en de woongroep Satyam.

Lees alle artikelen van Ram Soekhlal